Visdrang
Dit jaar ben ik een week naar Denemarken en een week naar Oostenrijk op vakantie geweest. Onder visvrienden krijg je dan al snel de vraag: lekker gevangen? Helaas moet ik die onvermijdelijke vraag met een beschamend ‘niets’ beantwoorden. Nu heb ik het wel geprobeerd, maar het bleven in beide gevallen familievakanties en als de vis dan niet recht voor de deur op de kant springt, zijn je kansen al snel verkeken. En zo hoort het ook, al dwalen je gedachten af naar voldaagse uitstapjes met ongetwijfeld hoge vangstkansen. Maar niet nu.
En zo verstreek de zomer, diende het werk zich weer aan, maar nam de visdrang alleen maar toe. De dagen waren nog aardig warm, veel water was overwoekerd, oevers ontoegankelijk, waar kan je dan terecht? Voor zeebaars moeten alle elementen je welgezind zijn op een tijd dat het jou schikt en dat is eerder uitzondering dan regel. Dan is vliegvissen op karper de beste kans op het bevredigen van mijn visdrang.
Van ons aspirant lid Leo had ik recent weer van alles bijgeleerd over het vliegvissen op karper. Niet in het minst had hij zijn beste stekken met mij gedeeld. Dat is belangrijke informatie, want vliegvissen op karper is net als alle andere vormen van vliegvissen een actieve bezigheid. Natuurlijk kan je naar een veelbelovende stek gaan en wachten tot er een karper langskomt, maar zo pak ik het niet aan. Vliegvissen staat voor mij synoniem met een vorm van jagen. Ik wil dus een karper zien of de aanwezigheid ervan kunnen bespeuren. Dat laatste kan doordat je een spoor van luchtbellen in het water ziet die zich onderscheiden van ontsnappend ammoniakgas omdat ze zich verplaatsen. Dan is er een karper aan het wroeten en kan jij je vlieg doeltreffend plaatsen. Zie ik geen karper of activiteit dan vis ik niet en speur verder. Met deze benadering heb ik dus meerdere stekken nodig en maakt mijn stappenteller overuren totdat ik een karper of de aanwezigheid ervan heb gespot. En dan ga ik vissen. Dankzij Leo heb ik nu vier, vijf stekken binnen een redelijke afstand van elkaar.
Het is vrijdagavond. Mijn zoon is rivierkreeften aan het vangen – hij haalt ze uit een muskusrattenfuik – en ik zie azende karpers. Ik besluit later die avond terug te gaan, maar helaas, op dezelfde plek azen ze niet meer. Ik ga nog even naar een andere stek maar ook daar is het rustig. Zo ga ik weer naar huis zonder dat ik mijn vlieg te water heb gelaten.
Mijn visdrang begint onprettige vormen aan te nemen en zaterdagmiddag ga ik er weer op uit. Nu neem ik meer tijd en ga vijf stekken af. Op de eerste stek zie ik wat karakteristieke bellen in het water en ik werp mijn vlieg, gebonden aan een leader van ruim tweeënhalve meter, er ruim overheen. De vlieg zinkt langzaam af en ik trek hem boven de bellen. Dan gaat mijn beetverklikker onder, ik wacht even en trek mijn lijn strak om … de haak uit de bek van de karper te trekken. Of heeft ie ‘m al voortijdig uitgespuugd? Hier zijn mijn kansen verkeken en ik ga naar de volgende stek. Daar is geen activiteit en ik ga door. Op de volgende stek zie ik actieve karpers druk in de weer. Ik werp mijn vlieg erbij en wacht rustig af. De karpers verdwijnen naar de diepte, maar dan zie ik ook mijn beetverklikker weggetrokken worden. Weer houd ik mezelf in, trek de lijn aan en …. #$@% weer niet gehaakt! Ik breek bijna mijn hengel in tweeën van frustratie.
Mijn visdrang is nu praktisch ondraaglijk geworden en ik roep de hulp van Leo in. Samen gaan we een avondje vissen en bezoeken de beste stekken, maar waar we ook komen, de karpers zijn niet actief. Daar kan zelfs een karperspecialist als Leo niets aan verhelpen.
En dan is het weer zaterdagochtend en straalt de zon ondanks de slechte weersvoorspellingen. Mijn visdrang is naar een vergelijkbaar niveau met het testosteron van een Italiaanse puber opgelopen. Ik ga zonder omzwaai naar die ene stek waar ik het liefste kom en tot nu toe de meeste karpers heb gezien. Een onooglijke sloot in de polder waar je ze niet zou verwachten, maar waar er meerdere, knappe exemplaren rondzwemmen. Ik stap uit de auto en zie er meteen een aan het einde van de sloot. Voorzichtig zet ik mijn hengel in elkaar, stap heel langzaam naar de sloot, verschuil me half achter het riet en zie op een afstand van een meter of tien, twaalf een karper in de bodem woelen. Ik breng mijn lijn in de lucht, kijk om me heen dat ik tussen de bomen door blijf werpen en laat dan de vlieg ruim voorbij de karper op het water landen. Hij of zij heeft niets in de gaten en woelt rustig door. Mijn vlieg zinkt langzaam naar de bodem en ik trek hem voorzichtig richting de karper. Dan denk ik dat de vlieg binnen bereik van de wroetende karper ligt en wacht. De spanning loopt met de seconde op, want hoe vaak werd mijn vlieg niet genegeerd? Maar dan zie ik mijn beetverklikker bewegen en langzaam wegtrekken. Ik tel, een, twee, drie en op hoop van zegen, trek de lijn strak. Ik voel de euforische ruk aan mijn lijn en weet dat ik de haak heb gezet. Het rustige water verandert in een woeste zee als de karper ervan doorgaat en met hem verdwijnen er nog twee exemplaren die net kwamen kijken. Een wandelaar stopt geamuseerd en kijkt toe hoe ik de gehaakte karper op mijn Guideline Elevation # 5 hengel dril. Dat duurt even maar met assistentie van de wandelaar schep ik toch binnen redelijke tijd de karper uit het water. Het is een prachtig exemplaar, niet de allergrootste ooit maar zeker erg welkom. Na een gelukzalig moment samen zet ik hem weer terug in het water en zie hem wegzwemmen.
Een mooie vis en mijn visdrang komt weer even tot rust. Gewoon dicht bij huis gevangen, maar wel op de echte vliegviswijze. Niet zonder slag of stoot, echt zoeken en flink doorzetten. Maar ook echt willen begrijpen hoe het werkt, pas erin slagen als je het doorgrond hebt en de natuur het je heeft gegund.
P.s. mijn zoon ving 45 rivierkreeften die we lekker hebben opgegeten.